“Wat ben ik blij dat ik toch gekomen ben, terwijl ik het eigenlijk niet goed durfde.” Deze zin is tijdens iedere rouwbijeenkomst meerdere keren uitgesproken en is heel typerend. Wanneer we in rouw zijn willen we zo graag flink zijn, niet zeuren, schouders eronder en het leven gaat door. We willen anderen niet tot last zijn, maar als we hen niet toelaten voelen we ons onmetelijk eenzaam. Wie verdriet heeft is wankelbaar. Je mist een stuk van jezelf – soms zelfs je hele basis. Hoe ga je daarmee om? Waar en hoe vind je troost?
Tijdens de bijeenkomsten ‘Het overleven van rouw’ gaan we daarover in gesprek. In het begin wat onwennig, maar al snel vertrouwd want we (h)erkennen elkaars pijn. De een rouwt om een partner, de ander om een kind, om een ouder, een vriend of om een heel ander gemis. Er is heimwee, maar er gloort ook hoop. We delen mooie inzichten met elkaar en naast de tranen die soms voor verlichting zorgen, wordt er ook veel gelachen. Alle emoties liggen pal onder de oppervlakte en mogen er zijn binnen de veiligheid van de groep.
Er is oprechte uitwisseling en soms kan iemand een ander concrete, praktische hulp bieden. Er wordt gedeeld, er wordt samen gezwegen en er is vooral veel helende verbinding. We durven het soms onzegbare te zeggen; te praten over gemis, over spijt, over schaamte en over woede. Er is de opluchting die oordeelloos begrip biedt.